Analyseren van kindertekeningen
Hieronder zie je acht tekeningen van kinderen uit mijn stageklas. De leerlingen hebben tekeningen gemaakt voor een stagiaire die afscheid ging nemen in mijn stageklas. Deze stagiaire leerde voor onderwijsassistente. Het thema van de opdracht was dan ook afscheid nemen.
Ik gaf de leerlingen de opdracht om één of twee mensen te tekenen, waarbij je ook kon zien in welke ruimte deze mensen zich bevonden. Ik vertelde de leerlingen dat hun tekeningen later overhandigd werden aan deze stagiaire, tijdens het afscheid van haar. De leerlingen hebben hier in hun tekening rekening mee gehouden.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van een mensfiguur:
Danny, jongen, 10 jaar
Twee kenmerken van de mensfiguren waaruit je kunt zeggen dat hij zich op die punten in het realistische stadium bevindt: hij gebruikt realistisch kleurgebruik. Ook heeft hij geen vaste manier in het tekenen van een menselijk lichaam. Hij bevindt zich nog niet geheel in het realistische stadium: de verhoudingen van de mensfiguren komen niet helemaal overeen met de realistische verhoudingen van een mensfiguur, zo is het hoofd veel te groot getekend in vergelijking met de rest van het lichaam.
Nick (jongen, 12 jaar)
Nick bevindt zich in het schematische stadium hierin. Het kind ontwikkelt hierin symbolen voor het weergeven van dingen uit zijn omgeving. Deze symbolen hebben vaak herkenbare kenmerken. Nick tekent het hoofd als een cirkel, met ogen hierin en een mond op dezelfde wijze bij de twee figuren. Aan hoe het lichaam verder getekend is, kun je afleiden om welke personen het gaat (hemzelf en de stagiaire). Wel zijn er kenmerken van het realistische stadium zichtbaar in zijn tekening. Zijn kleurgebruik en lichaamsverhoudingen zijn vrijwel realistisch.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Ook hij tekent zowel in het schematische stadium als in het realistische stadium wat betreft het verbeelden van een mensfiguur. Ook hij tekent net als Nick het hoofd als een cirkel met ogen, een neus en een mond. Wel tekent hij net als Nick realistisch. Zo komen de lichaamsverhoudingen aardig overeen. Ook maakt hij gebruik van realistisch kleurgebruik in het mensfiguur.
Nadine (meisje, 12 jaar)
In haar tekeningen zijn veel kenmerken terug te vinden uit het realistische stadium. Ze maakt gebruik van realistisch kleurgebruik en verhoudingen. Daarnaast is er ook iets psychologisch in haar tekening terug te zien. Kinderen uit de bovenbouw krijgen namelijk behoefte om zich te conformeren aan bijvoorbeeld muzikale helden of jongerenculturen. Dit is in haar tekening zichtbaar, doordat ze een figuur getekend heeft uit de jongerencultuur. Ze heeft mij eens verteld dat ze daar thuis ook deel van uitmaakt. Hieraan conformeert ze zich dus in haar tekeningen.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van de ruimte:
Danny, jongen, 10 jaar
In deze tekening is duidelijk een kenmerk van het realistische stadium terug te vinden. Danny tekent namelijk de grondlijn in het midden, waardoor er goed ruimte zichtbaar gemaakt kan worden. Ook hij bevindt zich in het schematische stadium, de wolken tekent hij namelijk op steeds dezelfde manier.
Jeanine (meisje, 10 jaar)
Ze bevindt zich wat betreft het verbeelden van de ruimte in het schematische stadium. Om de ruimte weer te geven, plaatst ze voorwerpen voor elkaar. Ze maakt geen gebruik van doorzichtigheid of omklapping. Ze bevindt zich ook in het realistische stadium, doordat de grondlijn zich in het midden van haar tekening bevindt. Ook al heeft ze deze lijn niet echt getekend.
Nick (jongen, 12 jaar)
Wat betreft het uitbeelden van de ruimte, bevindt hij zich in het schematische stadium. Hij tekent alle voorwerpen heel. Er is geen overlapping van voorwerpen zichtbaar (behalve het gras en de personen). Ook is er een kenmerk van het realistische stadium in zijn werk zichtbaar: de grondlijn trekt naar het midden op. Zo is er een grondvlak ontstaan, dat iets ruimtelijker werken mogelijk maakt.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Hij plaatst voorwerpen voor elkaar, zo maakt hij ruimte mogelijk. Dit is het schematische stadium. Wel is er een grondvlak te tekenen, zonder dat hij dit zelf gedaan heeft. Door middel van die grondlijn, is er wel ruimte mogelijk gemaakt. Dit is wel een kenmerk uit het realistische stadium.
Zie hieronder het lesontwerp dat ik gemaakt heb, waarbij ik de hiervoor beschreven kindertekeningen op het gebied van het creëeren van mensfiguren als uitgangspunt genomen heb.
Beginsituatie
Ik bied een opdracht aan de leerlingen aan op het gebied van een mensfiguur en dan op het gebied van het tekenen van realistische lichaamsverhoudingen (een kenmerk van het realistische stadium). Alle tekeningen die ik op het gebied van het tekenen van een mensfiguur geanalyseerd heb, vertonen namelijk kenmerken van het realistisch stadium. De meeste leerlingen zijn er ook echt al aandachtig mee bezig geweest om een mensfiguur de juiste lichaamsverhoudingen te geven.
Doelstellingen
Technische leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen een figuur getekend die duidelijk vier verhoudingen bevat die kloppen wat betreft de realistische lichaamsverhoudingen van een mensfiguur. Deze verhoudingen hebben de leerlingen ook bij het figuur genoteerd.
Beeldend leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen allemaal het beeldend probleem opgelost, door een oplossing te bedenken en uit te voeren waardoor ze de beschikking krijgen over informatie voor het vormgeven van realistische lichaamsverhoudingen in het platte vlak.
Hierbij schenk ik aandacht aan het volgende leerdoel van SLO voor het primair onderwijs: De leerlingen kunnen vanuit beleving, fantasie en geheugen zich een voorstelling maken van een gegeven en deze zichtbaar maken in het eigen beeldend werk (doel van het SLO voor het primair basisonderwijs).
Evaluatie
Technisch leerdoel
1 punt: Geen lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp.
2 punten: Vier of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp .
3 punten: Acht of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp
Beeldend leerdoel
1 punt: Geen oplossing gevonden op het beeldend probleem.
2 punten: De leerlingen hebben wel een oplossingen gevonden voor het probleem, maar komen er daarna niet uit hoe ze de uitkomsten van deze oplossing dan verwerken in het platte vlak.
3 punten: De leerlingen hebben een oplossing bedacht voor het beeldend probleem. Daarnaast hebben ze door middel van de uitkomsten van deze oplossingen de realistische lichaamsverhoudingen weergegeven in het platte vlak.
Instructiemiddelen
- Brief met vraag aan de klas, gepresenteerd op het digitale bord
- Lege pagina om de leerlingen te laten zien hoe je kunt schetsen
Leermiddelen
- Alle middelen die altijd al in het klaslokaal aanwezig zijn.
- Schrijfmateriaal
- Schrift
- Papier
- Tekenmateriaal
Lesmodel
BVV-model
Aanvullende vakdidactische eisen
In deze les maak ik gebruik van de volgende werkprocessen:
- Cliché doorbreken: Het is van belang om aan te leren hoe je goed kunt observeren en daarnaast juist de realiteit weer los te laten door ontwerpprocessen en experimentele werkprocessen in te zetten.
- Ontwerpproces: Bij dit werkproces staat het probleem centraal. Het ontwerpproces is erop gericht een breed scala aan oplossingen te vinden en deze vervolgens uit te werken in een product.
Het probleem wordt vanuit vele kanten bekeken en pas na een reeks van ideeën komt men tot een uitwerking en lost daarmee het probleem op.
Bij het aanreiken van een probleem, is het van belang de kinderen te stimuleren meerdere ideeën vast te leggen.
Lesopbouw
Betekenis geven (5 minuten)
Ik vertel de leerlingen dat er een brief is gekomen van een kledingfabrikant met een opdracht voor de leerlingen. Ik lees deze brief samen met de leerlingen. Hierin staat beschreven dat alle gegevens uit de computer verdwenen zijn wat betreft de lichaamsverhoudingen van een persoon om kleding te ontwerpen en te laten maken. De kledingfabrikant weet niet hoe hij aan deze gegevens moet komen. Ook staat erin beschreven dat hij nog wel weet dat de verhoudingen voor iedere persoon hetzelfde zijn.
De leerlingen krijgen de opdracht om op een zelf bedachte wijze de lichaamsverhoudingen van een persoon te reconstrueren. Aan de hand hiervan maken ze een schets van een persoon waarin deze gevonden lichaamsverhoudingen terug te vinden zijn.
Vaardigheden voor materiaal en techniek (5 minuten)
Ik laat de leerlingen weten dat je op het materiaal dat gebruikt gaat worden om de persoon op te tekenen niet hard moet doordrukken, dan krijg je het namelijk niet meer uitgegumd. Ook laat het dan krassen in het papier achter. Ook laat ik de leerlingen zien hoe je met behulp van een potlood en tekenpapier efficiënt kunt schetsen. Dit doe ik voor met behulp van het digibord.
Vormgeven met beeldaspecten (30 minuten)
De lichaamsverhoudingen weergeven met de techniek waarmee je schetst, hier de leerlingen op wijzen. De leerlingen gaan aan de slag met de opdracht.
Tekenen van mensfiguren (eigen vaardigheid)
Eerst heb ik een mensfiguur getekend, zonder dat ik me verdiept had in de lichaamsverhoudingen van een mens. Dit is de volgende tekening geworden:
Lichaamsverhoudingen van een mens
Samen met een medestudent hebben we onze lichaamsverhoudingen opgemeten. Deze lichaamsverhoudingen hebben we verwerkt in het volgende schema:
Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
De hand wordt getekend als een verlengde van de arm
Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte
De ogen zitten op de helft van het hoofd
Wanneer de armen wijd zijn, is de afstand tussen de twee verst uit elkaar gelegen vingertoppen even lang als de totale lengte van de mensfiguur
De onderarm is even lang als de voet
Het bovenbeen is even lang als het onderbeen
De duim past tien keer in de arm
De armen komen tot het midden van het bovenbeen
Een mens heeft rechte armen (in plaats van gebogen)
De lengte van de benen is de halve lengte van het lichaam
De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen
Deze verhoudingen zijn zichtbaar in mijn volgende tekening:
Doordat ik vervolgens deze lichaamsverhoudingen verandert heb, is het volgende figuur ontstaan:
Enkele veranderingen in de lichaamsverhoudingen die ik in dit figuur uitgedrukt heb:
Lichaamsverhoudingen van mijzelf
1. De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen.
2. Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte.
3. De duim past tien keer in de arm.
4. Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
Lichaamsverhoudingen van mijn gecreëerde figuur
1. De breedte van de voeten is veel breder dan het onderbeen
2. Het hoofd is in de breedte twee keer zo breed dan in de lengte
3. De duim past veel minder vaak in de arm
4. Het hoofd is één/vierde van het gehele lichaam
Ook ben ik van mening dat het figuur een karakter gekregen heeft. Het karakter vind ik wat onhandig of slungelig. Dit komt door het lange, dunne lichaam en het grote hoofd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten