woensdag 11 januari 2012
dinsdag 10 januari 2012
Toevoeging aan het blog van Arjanne
Dit wil ik nog graag aan mijn blog toevoegen:
Beeldaspect
Ik laat het beeldaspect vorm in mijn lesontwerp naar voren komen.
Snelle werkers en opruimen
Voor de snelle werkers maak ik een extra opdracht.
Ik wil de leerlingen laten weten dat ze gaan opruimen, tien minuten van tevoren.
Fasen
Op de volgende manier komen de volgende fasen van een beeldende vorming les in een les van mij naar voren:
Kennen: De leerlingen leren over verschillende lichaamsverhoudingen.
Herkennen: De leerlingen herkennen dat iedereen uit de klas dezelfde lichaamsverhoudingen heeft.
Toepassen: De leerlingen passen lichaamsverhoudingen toe in het eigen werk.
Afronding van de les
Ook wil ik een nabeschouwing inbouwen, zodat de leerlingen de opgedane kennis en ervaring beter kunnen onthouden. Ik wil de werkstukken bespreken in kleine groepen (twee tot drie leerlingen). Ik geef mijn doelen dan aan de leerlingen. De leerlingen brengen dan naar aanleiding van die doelen feedback uit op het werk van leerlingen. Ook vertelt iedere leerling hier iets in van zijn of haar werkproces. Ik wil hier de leerlingen wel bij vermelden dat ze elkaars werk met respect moeten behandelen.
Vervolgens wordt er per groepje een presentatie gedaan over een werkstuk en wordt feedback van de leerlingen van het groepje kenbaar gemaakt over dit werkstuk, in relatie met de doelen die ik voor de les opgesteld had.
Pas daarna pas ik mijn eigen evaluatie toe.
Doordat de leerlingen elkaars werk bekijken, komen ze erachter dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn voor het beeldend probleem.
Beeldaspect
Ik laat het beeldaspect vorm in mijn lesontwerp naar voren komen.
Snelle werkers en opruimen
Voor de snelle werkers maak ik een extra opdracht.
Ik wil de leerlingen laten weten dat ze gaan opruimen, tien minuten van tevoren.
Fasen
Op de volgende manier komen de volgende fasen van een beeldende vorming les in een les van mij naar voren:
Kennen: De leerlingen leren over verschillende lichaamsverhoudingen.
Herkennen: De leerlingen herkennen dat iedereen uit de klas dezelfde lichaamsverhoudingen heeft.
Toepassen: De leerlingen passen lichaamsverhoudingen toe in het eigen werk.
Afronding van de les
Ook wil ik een nabeschouwing inbouwen, zodat de leerlingen de opgedane kennis en ervaring beter kunnen onthouden. Ik wil de werkstukken bespreken in kleine groepen (twee tot drie leerlingen). Ik geef mijn doelen dan aan de leerlingen. De leerlingen brengen dan naar aanleiding van die doelen feedback uit op het werk van leerlingen. Ook vertelt iedere leerling hier iets in van zijn of haar werkproces. Ik wil hier de leerlingen wel bij vermelden dat ze elkaars werk met respect moeten behandelen.
Vervolgens wordt er per groepje een presentatie gedaan over een werkstuk en wordt feedback van de leerlingen van het groepje kenbaar gemaakt over dit werkstuk, in relatie met de doelen die ik voor de les opgesteld had.
Pas daarna pas ik mijn eigen evaluatie toe.
Doordat de leerlingen elkaars werk bekijken, komen ze erachter dat er meerdere antwoorden mogelijk zijn voor het beeldend probleem.
Kindertekeningen vervolgopdracht Elsemieke en Marijke
Dit zijn de resultaten van de vervolgopdracht.
De nummers van de tekeningen komen overeen met de nummers van de tekeningen van de eerste tekenopdracht.
Tekening 1
Tekening 2
Tekening 3
Tekening 4
De nummers van de tekeningen komen overeen met de nummers van de tekeningen van de eerste tekenopdracht.
Tekening 1
Tekening 2
Tekening 3
Tekening 4
Procesfasenmodel
Hieronder is te lezen hoe het procesfasen model is toegepast.
Lesopbouw
Lesmodel: Procesfasenmodel BV
Voorbereiding
Context
De lln. werken rondom het thema kerst/winter. Om goed bij de context en de belevingswereld aan te sluiten is het goed om rond dit thema een tekenopdracht te bedenken.
De lln. hebben al eerder een tekening gemaakt. Hiernaar heb ik gekeken en verschillende doelen voor een volgende les vastgesteld
Basisplan
De doelen die de lln. moesten halen waren per lln. verschillend. Dit omdat er verschillende niveaus in de groep zijn.
De doelen die de lln. moesten halen waren:
• Gebruik van realistische kleuren
• Echte voorwerpen tekenen (kerstboom + ballen)
• Echte mensen tekenen (hierbij letten op buik, armen, benen, handen, voeten, haren, ogen, mond, neus, oren)
• Gebruik van/Ervaring op doen met ander tekenmateriaal
Oriëntatie
Introduceren
Ik breng een probleem in. Ik wil de kerstboom gaan versieren, maar ik weet niet goed hoe dat moet. Ik vraag aan de lln. hoe zij dat doen.
Informeren
Ik vraag aan de lln. welke voorwerpen er nodig zijn voor het versieren van een kerstboom. Ik maak hierbij gebruik van de kerstboom die in de klas staat. De lln. kunnen zo de verschillende voorwerpen benoemen en aanwijzen.
Instrueren
Ik leg uit wat de bedoeling is. De lln. gaan zichzelf bij de door hun mooist versierde kerstboom tekenen. De lln. tekenen zichzelf en hun versierde kerstboom. De lln. moeten hierbij erop letten dat ze echte mensen tekenen met armen, benen, handen, voeten, e.d.). Ook letten ze hierbij op de realistische kleuren. (bijv.: een kerstboom is niet geel, maar groen.)
Uitvoering
Observeren
Als de lln. aan de slag gaan, ga ik bij de lln. zitten die het moeilijk vinden om te beginnen. Ik herhaal de opdracht voor deze lln. nog een keer. Ondertussen kijk ik rond bij de andere lln. hoe zij aan het tekenen zijn. Daarna gaan ook deze lln. aan de slag.
Begeleiden
Ik loop rond bij alle lln. om complimenten en feedback te geven aan de lln. Hierbij let ik weer op de doelen. Door vragen te stellen aan de lln. hoe ze het ook al weer moesten doen, komen de lln. er zelf achter of ze het goed hebben gedaan en wat ze evt. nog moeten veranderen.
Afronden
Als de lln. klaar zijn, laten ze hun tekening aan mij zien en daarna mogen ze gaan spelen. De krijtjes hoeven nog niet opgeruimd te worden omdat ze samen gedeeld hebben. Als iedereen klaar is, wordt er gezamenlijk opgeruimd.
Nabeschouwing
Nabespreken/Beoordelen
Ik bespreek met de lln. de gemaakte tekeningen. Ik vraag aan de lln. of ze tevreden zijn met de tekening. Ik vraag aan ze wat ze het beste vinden aan hun tekening en waarom. Ook stel ik vragen over de verschillende doelstellingen die de lln. hadden. Door deze vragen te stellen kunnen de lln. zelf vertellen of dat gelukt is bij hun tekening of niet.
Presenteren
De tekeningen worden in de klas opgehangen, zodat de lln. nog eens terug kunnen kijken wat ze getekend hebben en hoe ze dat gedaan hebben. Ook kunnen de lln. op deze manier trots zijn op wat ze gemaakt hebben. Ze kunnen het aan iedereen laten zien.
Evaluatie
Evalueren
De verschillende fases zijn goed doorlopen. De lln. waren betrokken bij de les door de probleemstelling. Ze gingen enthousiast aan de slag en hebben al doelen behaald.
Reflecteren
Bij de volgende vervolgopdrachten moet nog specifieker naar de mensfiguren gekeken worden, zodat deze nog gedetailleerder getekend kunnen worden. Ook moet er nog meer gelet worden op het kleurgebruik, zodat de realistische kleuren meer gebruikt worden.
Lesopbouw
Lesmodel: Procesfasenmodel BV
Voorbereiding
Context
De lln. werken rondom het thema kerst/winter. Om goed bij de context en de belevingswereld aan te sluiten is het goed om rond dit thema een tekenopdracht te bedenken.
De lln. hebben al eerder een tekening gemaakt. Hiernaar heb ik gekeken en verschillende doelen voor een volgende les vastgesteld
Basisplan
De doelen die de lln. moesten halen waren per lln. verschillend. Dit omdat er verschillende niveaus in de groep zijn.
De doelen die de lln. moesten halen waren:
• Gebruik van realistische kleuren
• Echte voorwerpen tekenen (kerstboom + ballen)
• Echte mensen tekenen (hierbij letten op buik, armen, benen, handen, voeten, haren, ogen, mond, neus, oren)
• Gebruik van/Ervaring op doen met ander tekenmateriaal
Oriëntatie
Introduceren
Ik breng een probleem in. Ik wil de kerstboom gaan versieren, maar ik weet niet goed hoe dat moet. Ik vraag aan de lln. hoe zij dat doen.
Informeren
Ik vraag aan de lln. welke voorwerpen er nodig zijn voor het versieren van een kerstboom. Ik maak hierbij gebruik van de kerstboom die in de klas staat. De lln. kunnen zo de verschillende voorwerpen benoemen en aanwijzen.
Instrueren
Ik leg uit wat de bedoeling is. De lln. gaan zichzelf bij de door hun mooist versierde kerstboom tekenen. De lln. tekenen zichzelf en hun versierde kerstboom. De lln. moeten hierbij erop letten dat ze echte mensen tekenen met armen, benen, handen, voeten, e.d.). Ook letten ze hierbij op de realistische kleuren. (bijv.: een kerstboom is niet geel, maar groen.)
Uitvoering
Observeren
Als de lln. aan de slag gaan, ga ik bij de lln. zitten die het moeilijk vinden om te beginnen. Ik herhaal de opdracht voor deze lln. nog een keer. Ondertussen kijk ik rond bij de andere lln. hoe zij aan het tekenen zijn. Daarna gaan ook deze lln. aan de slag.
Begeleiden
Ik loop rond bij alle lln. om complimenten en feedback te geven aan de lln. Hierbij let ik weer op de doelen. Door vragen te stellen aan de lln. hoe ze het ook al weer moesten doen, komen de lln. er zelf achter of ze het goed hebben gedaan en wat ze evt. nog moeten veranderen.
Afronden
Als de lln. klaar zijn, laten ze hun tekening aan mij zien en daarna mogen ze gaan spelen. De krijtjes hoeven nog niet opgeruimd te worden omdat ze samen gedeeld hebben. Als iedereen klaar is, wordt er gezamenlijk opgeruimd.
Nabeschouwing
Nabespreken/Beoordelen
Ik bespreek met de lln. de gemaakte tekeningen. Ik vraag aan de lln. of ze tevreden zijn met de tekening. Ik vraag aan ze wat ze het beste vinden aan hun tekening en waarom. Ook stel ik vragen over de verschillende doelstellingen die de lln. hadden. Door deze vragen te stellen kunnen de lln. zelf vertellen of dat gelukt is bij hun tekening of niet.
Presenteren
De tekeningen worden in de klas opgehangen, zodat de lln. nog eens terug kunnen kijken wat ze getekend hebben en hoe ze dat gedaan hebben. Ook kunnen de lln. op deze manier trots zijn op wat ze gemaakt hebben. Ze kunnen het aan iedereen laten zien.
Evaluatie
Evalueren
De verschillende fases zijn goed doorlopen. De lln. waren betrokken bij de les door de probleemstelling. Ze gingen enthousiast aan de slag en hebben al doelen behaald.
Reflecteren
Bij de volgende vervolgopdrachten moet nog specifieker naar de mensfiguren gekeken worden, zodat deze nog gedetailleerder getekend kunnen worden. Ook moet er nog meer gelet worden op het kleurgebruik, zodat de realistische kleuren meer gebruikt worden.
Mensfiguren Marijke
Dit zijn mijn tekeningen, gemaakt in de lessen. De eerste tekening was nog zonder echte bewustwording van het menselijk lichaam, hoe de verhoudingen waren e.d. Op de tweede tekening hebben we verhoudingen aangegeven als breuken, als handigheidjes voor het tekenen van een mensfiguur. De derde tekening is een animatiefiguur. Hierbij moesten we erop letten dat de verhoudingen anders waren dan bij mensen. Bij de laatste tekening hebben we stap voor stap een mensfiguur in de goede verhoudingen getekend.
maandag 9 januari 2012
Beeldende vorming opdrachten Jansje Groenenberg
Mensfiguren
Tijdens het eerste college moeten we een mensfiguur tekenen. Dit is het resultaat.
Bij college 2 moesten we een mensfiguur tekenen volgens het schema. Dit is het resultaat.
Ook moesten we een fantasie figuur tekenen. Dit is het resultaat daarvan.
Animatie figuur
Voor het animatiefilmpje moesten we eerst zelf een fanasie figuur maken.
Vorm: Allemaal cirkels. Hij heeft lange poten en grote ogen.
Kleur: Ik heb twee kleuren groen gebruikt. Deze kleuren heb ik om en om geverfd. De binnenkant van de bek is roze.
Constructie en beweging: Van cinillle draad heb ik de poten gemaakt. Ook het hoofd zit hiermee vast. Hierdoor kunnen de kop en poten bewegen.
Techniek: Van meloendozen heb ik het lijf gemaakt. De pootjes zijn van cinile draad met onderaan een stukje van een eierdoos. Met het draad van de pootjes heb ik door middel van gaatjes de meloenenbakjes aan elkaar vast gemaakt. Op sommige hoeken zit tape.
De volgende keer kan ik beter eerst verven en dan het draad eraan vast maken. Nu is het draad groen geworden.
Ik heb 4 kinderen zichzelf laten tekenen. Hieronder zijn de resultaten te vinden en een analyse hiervan.
Kinder tekeningen
Tekening 1
Jongen
4 jaar (bijna 5)
Op deze tekening was duidelijk een kopvoeter te zien. Toen hij klaar was heeft hij er nog wat krassen doorheen gezet.
De tekening is van leerling uit groep 1.
Qua lijnen zit de leerling duidelijk in fase 4.
De tekening heeft expressionistisch kleurgebruik.
Tekening 2
Jongen
4 jaar
Op deze tekening is een draadfiguur te zien. De tekening is van een jongste kleuter in groep 1. Qua lijnen zit deze leerling in fase 5.
De tekening heeft expressionistisch kleurgebruik.
Tekening 3
Jongen
5 jaar
Op deze tekening is een compleet mensfiguur te zien. Door het inkleuren is dit niet helemaal meer zichtbaar. Qua lijnen zit deze leerling in fase 5.
De tekening heeft dingkleur.
Tekening 4
Meisje
6 jaar
Op deze tekening is ook een draadfiguur te zien. De tekening is van een leerling uit groep 2. Qua lijnen zit de tekening in fase 5.
De tekening heeft dingkleur.
Ik heb 4 andere kinderen hun huis met een boom laten tekenen. De resultaten staan hieronder. Ook de analyse staat daarbij.
Tekening 1
Jongen
4 jaar
Ramon is de jongste kleuter. Hij kreeg de opdracht om zijn huis te tekenen met een boom ernaast. Hij ging gelijk aan de slag. Toen ik hem iets over zijn tekening liet vertellen, wist hij niet meer wat hij had getekend.
In de tekening is expressionistisch kleurgebruik te zien. Qua ruimte zit hij in fase 1. Alles zweeft. Er is geen duidelijke onder en bovenkant.
Tekening 2
Jongen
4 jaar
Qua ruimte zit Jurjen in fase 2/3. Toen hij het huis tekenende, kwam hij erachter dat het niet paste. Hij tekende een raam en een boom midden in het huis.
De tekening heeft dingkleur.
Tekening 3
Meisje
4 jaar (bijna 5)
Qua ruimte zit Sylvie in fase 3. Ze tekent vanaf een grondlijn. Als ik naar de lijnen kijk, zit de tekening in fase 5.
De tekening heeft dingkleur. Het huis is niet in verhouding met de boom. Ook het mensfiguur is bijna even groot als het huis.
Het mensfiguur is een draadfiguur.
Tekening 4
Meisje
6 jaar
Myrthe is één van de oudste kleuters uit groep 2. Qua ruimte zit Mirthe in fase 4. Er zit wel hoogte verschil in. Het terras is achter het huis getekend.
De boom is goed in verhouding met het huis. De zon is wel erg groot.
De tekening heeft dingkleur.
Het procesfase model
Als vervolg opdracht heb ik de volgende les ontwikkeld:
Voorbereiding
Context
De leerlingen werken rondom het thema winter. Om goed bij de context en de belevingswereld aan te sluiten is het goed om rond dit thema een tekenopdracht te bedenken.
Tijdens een vorige les hebben een aantal kinderen een mensfiguur getekend.
Basisplan
Doelstellingen
• De kinderen tekenen mensfiguren met een buik, armen, benen, handen, voeten, haren ogen, mond, neus en oren. (hierbij letten op buik, armen, benen, handen, voeten, haren, ogen, mond, neus, oren)
• De kinderen gebruiken realistische kleuren in hun tekening.
Oriëntatie
Introduceren
Ik vertel dat we een wandeling willen gaan maken in de sneeuw. Het is veel te koud om in onze gewone kleren te lopen. Wat moeten we aantrekken als we buiten in de sneeuw lopen?
Informeren
Ik vraag aan de kinderen hoe we onszelf moeten tekenen. Als we een buik hebben getekend, wat moet daar dan aan? Hoeveel armen hebben we? Hoeveel benen etc.
Wat voor kleren draag je in de winter?
Instrueren
Ik vertel dat de kinderen zichzelf gaan tekenen in de sneeuw. Eerst gaan ze met potlood zichzelf tekenen. Hierbij kijken ze goed naar elkaar.
Als ze dit hebben gedaan tekenen ze een winterjas, wanten, muts etc. Hierna tekenen ze sneeuwvlokken.
Uitvoering
De kinderen tekenen aan hun eigen tafel met potlood.
Observeren
Ik loop rond en help de kinderen waar het nodig is. Ook stel ik de kinderen vragen. Hoeveel armen heb je? Hoeveel vingers etc. Ondertussen kijk ik rond bij de leerlingen hoe zij aan het tekenen zijn.
Begeleiden
Ik loop rond en kijk bij de leerlingen. Hierbij let ik op de door mij gestelde doelen. Ik stel vragen aan de kinderen. Hierdoor merken ze of ze het goed doen of nog iets moeten veranderen.
Afronden
De kinderen die klaar zijn letten hun tekening in de vensterbank . Ze controleren of hun naam erop staat. Hierna mogen ze spelen.
Nabeschouwing
Nabespreken/Beoordelen
In de kring bekijken we tekeningen van de kinderen. Hierbij vertellen de kinderen wat over het proces en het product.
Presenteren
De tekeningen worden in de klas opgehangen.
Evaluatie
Evalueren
Ik bekijk de tekeningen. Hierbij let ik op de door mij gestelde doelen.
Reflecteren
Ik heb de les nog niet gegeven.
Tijdens het eerste college moeten we een mensfiguur tekenen. Dit is het resultaat.
Bij college 2 moesten we een mensfiguur tekenen volgens het schema. Dit is het resultaat.
Ook moesten we een fantasie figuur tekenen. Dit is het resultaat daarvan.
Animatie figuur
Voor het animatiefilmpje moesten we eerst zelf een fanasie figuur maken.
Vorm: Allemaal cirkels. Hij heeft lange poten en grote ogen.
Kleur: Ik heb twee kleuren groen gebruikt. Deze kleuren heb ik om en om geverfd. De binnenkant van de bek is roze.
Constructie en beweging: Van cinillle draad heb ik de poten gemaakt. Ook het hoofd zit hiermee vast. Hierdoor kunnen de kop en poten bewegen.
Techniek: Van meloendozen heb ik het lijf gemaakt. De pootjes zijn van cinile draad met onderaan een stukje van een eierdoos. Met het draad van de pootjes heb ik door middel van gaatjes de meloenenbakjes aan elkaar vast gemaakt. Op sommige hoeken zit tape.
De volgende keer kan ik beter eerst verven en dan het draad eraan vast maken. Nu is het draad groen geworden.
Ik heb 4 kinderen zichzelf laten tekenen. Hieronder zijn de resultaten te vinden en een analyse hiervan.
Kinder tekeningen
Tekening 1
Jongen
4 jaar (bijna 5)
Op deze tekening was duidelijk een kopvoeter te zien. Toen hij klaar was heeft hij er nog wat krassen doorheen gezet.
De tekening is van leerling uit groep 1.
Qua lijnen zit de leerling duidelijk in fase 4.
De tekening heeft expressionistisch kleurgebruik.
Tekening 2
Jongen
4 jaar
Op deze tekening is een draadfiguur te zien. De tekening is van een jongste kleuter in groep 1. Qua lijnen zit deze leerling in fase 5.
De tekening heeft expressionistisch kleurgebruik.
Tekening 3
Jongen
5 jaar
Op deze tekening is een compleet mensfiguur te zien. Door het inkleuren is dit niet helemaal meer zichtbaar. Qua lijnen zit deze leerling in fase 5.
De tekening heeft dingkleur.
Tekening 4
Meisje
6 jaar
Op deze tekening is ook een draadfiguur te zien. De tekening is van een leerling uit groep 2. Qua lijnen zit de tekening in fase 5.
De tekening heeft dingkleur.
Ik heb 4 andere kinderen hun huis met een boom laten tekenen. De resultaten staan hieronder. Ook de analyse staat daarbij.
Tekening 1
Jongen
4 jaar
Ramon is de jongste kleuter. Hij kreeg de opdracht om zijn huis te tekenen met een boom ernaast. Hij ging gelijk aan de slag. Toen ik hem iets over zijn tekening liet vertellen, wist hij niet meer wat hij had getekend.
In de tekening is expressionistisch kleurgebruik te zien. Qua ruimte zit hij in fase 1. Alles zweeft. Er is geen duidelijke onder en bovenkant.
Tekening 2
Jongen
4 jaar
Qua ruimte zit Jurjen in fase 2/3. Toen hij het huis tekenende, kwam hij erachter dat het niet paste. Hij tekende een raam en een boom midden in het huis.
De tekening heeft dingkleur.
Tekening 3
Meisje
4 jaar (bijna 5)
Qua ruimte zit Sylvie in fase 3. Ze tekent vanaf een grondlijn. Als ik naar de lijnen kijk, zit de tekening in fase 5.
De tekening heeft dingkleur. Het huis is niet in verhouding met de boom. Ook het mensfiguur is bijna even groot als het huis.
Het mensfiguur is een draadfiguur.
Tekening 4
Meisje
6 jaar
Myrthe is één van de oudste kleuters uit groep 2. Qua ruimte zit Mirthe in fase 4. Er zit wel hoogte verschil in. Het terras is achter het huis getekend.
De boom is goed in verhouding met het huis. De zon is wel erg groot.
De tekening heeft dingkleur.
Het procesfase model
Als vervolg opdracht heb ik de volgende les ontwikkeld:
Voorbereiding
Context
De leerlingen werken rondom het thema winter. Om goed bij de context en de belevingswereld aan te sluiten is het goed om rond dit thema een tekenopdracht te bedenken.
Tijdens een vorige les hebben een aantal kinderen een mensfiguur getekend.
Basisplan
Doelstellingen
• De kinderen tekenen mensfiguren met een buik, armen, benen, handen, voeten, haren ogen, mond, neus en oren. (hierbij letten op buik, armen, benen, handen, voeten, haren, ogen, mond, neus, oren)
• De kinderen gebruiken realistische kleuren in hun tekening.
Oriëntatie
Introduceren
Ik vertel dat we een wandeling willen gaan maken in de sneeuw. Het is veel te koud om in onze gewone kleren te lopen. Wat moeten we aantrekken als we buiten in de sneeuw lopen?
Informeren
Ik vraag aan de kinderen hoe we onszelf moeten tekenen. Als we een buik hebben getekend, wat moet daar dan aan? Hoeveel armen hebben we? Hoeveel benen etc.
Wat voor kleren draag je in de winter?
Instrueren
Ik vertel dat de kinderen zichzelf gaan tekenen in de sneeuw. Eerst gaan ze met potlood zichzelf tekenen. Hierbij kijken ze goed naar elkaar.
Als ze dit hebben gedaan tekenen ze een winterjas, wanten, muts etc. Hierna tekenen ze sneeuwvlokken.
Uitvoering
De kinderen tekenen aan hun eigen tafel met potlood.
Observeren
Ik loop rond en help de kinderen waar het nodig is. Ook stel ik de kinderen vragen. Hoeveel armen heb je? Hoeveel vingers etc. Ondertussen kijk ik rond bij de leerlingen hoe zij aan het tekenen zijn.
Begeleiden
Ik loop rond en kijk bij de leerlingen. Hierbij let ik op de door mij gestelde doelen. Ik stel vragen aan de kinderen. Hierdoor merken ze of ze het goed doen of nog iets moeten veranderen.
Afronden
De kinderen die klaar zijn letten hun tekening in de vensterbank . Ze controleren of hun naam erop staat. Hierna mogen ze spelen.
Nabeschouwing
Nabespreken/Beoordelen
In de kring bekijken we tekeningen van de kinderen. Hierbij vertellen de kinderen wat over het proces en het product.
Presenteren
De tekeningen worden in de klas opgehangen.
Evaluatie
Evalueren
Ik bekijk de tekeningen. Hierbij let ik op de door mij gestelde doelen.
Reflecteren
Ik heb de les nog niet gegeven.
donderdag 5 januari 2012
Arjanne de Winter - opdracht beeldende vorming 3
Analyseren van kindertekeningen
Hieronder zie je acht tekeningen van kinderen uit mijn stageklas. De leerlingen hebben tekeningen gemaakt voor een stagiaire die afscheid ging nemen in mijn stageklas. Deze stagiaire leerde voor onderwijsassistente. Het thema van de opdracht was dan ook afscheid nemen.
Ik gaf de leerlingen de opdracht om één of twee mensen te tekenen, waarbij je ook kon zien in welke ruimte deze mensen zich bevonden. Ik vertelde de leerlingen dat hun tekeningen later overhandigd werden aan deze stagiaire, tijdens het afscheid van haar. De leerlingen hebben hier in hun tekening rekening mee gehouden.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van een mensfiguur:
Danny, jongen, 10 jaar
Twee kenmerken van de mensfiguren waaruit je kunt zeggen dat hij zich op die punten in het realistische stadium bevindt: hij gebruikt realistisch kleurgebruik. Ook heeft hij geen vaste manier in het tekenen van een menselijk lichaam. Hij bevindt zich nog niet geheel in het realistische stadium: de verhoudingen van de mensfiguren komen niet helemaal overeen met de realistische verhoudingen van een mensfiguur, zo is het hoofd veel te groot getekend in vergelijking met de rest van het lichaam.
Nick (jongen, 12 jaar)
Nick bevindt zich in het schematische stadium hierin. Het kind ontwikkelt hierin symbolen voor het weergeven van dingen uit zijn omgeving. Deze symbolen hebben vaak herkenbare kenmerken. Nick tekent het hoofd als een cirkel, met ogen hierin en een mond op dezelfde wijze bij de twee figuren. Aan hoe het lichaam verder getekend is, kun je afleiden om welke personen het gaat (hemzelf en de stagiaire). Wel zijn er kenmerken van het realistische stadium zichtbaar in zijn tekening. Zijn kleurgebruik en lichaamsverhoudingen zijn vrijwel realistisch.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Ook hij tekent zowel in het schematische stadium als in het realistische stadium wat betreft het verbeelden van een mensfiguur. Ook hij tekent net als Nick het hoofd als een cirkel met ogen, een neus en een mond. Wel tekent hij net als Nick realistisch. Zo komen de lichaamsverhoudingen aardig overeen. Ook maakt hij gebruik van realistisch kleurgebruik in het mensfiguur.
Nadine (meisje, 12 jaar)
In haar tekeningen zijn veel kenmerken terug te vinden uit het realistische stadium. Ze maakt gebruik van realistisch kleurgebruik en verhoudingen. Daarnaast is er ook iets psychologisch in haar tekening terug te zien. Kinderen uit de bovenbouw krijgen namelijk behoefte om zich te conformeren aan bijvoorbeeld muzikale helden of jongerenculturen. Dit is in haar tekening zichtbaar, doordat ze een figuur getekend heeft uit de jongerencultuur. Ze heeft mij eens verteld dat ze daar thuis ook deel van uitmaakt. Hieraan conformeert ze zich dus in haar tekeningen.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van de ruimte:
Danny, jongen, 10 jaar
In deze tekening is duidelijk een kenmerk van het realistische stadium terug te vinden. Danny tekent namelijk de grondlijn in het midden, waardoor er goed ruimte zichtbaar gemaakt kan worden. Ook hij bevindt zich in het schematische stadium, de wolken tekent hij namelijk op steeds dezelfde manier.
Jeanine (meisje, 10 jaar)
Ze bevindt zich wat betreft het verbeelden van de ruimte in het schematische stadium. Om de ruimte weer te geven, plaatst ze voorwerpen voor elkaar. Ze maakt geen gebruik van doorzichtigheid of omklapping. Ze bevindt zich ook in het realistische stadium, doordat de grondlijn zich in het midden van haar tekening bevindt. Ook al heeft ze deze lijn niet echt getekend.
Nick (jongen, 12 jaar)
Wat betreft het uitbeelden van de ruimte, bevindt hij zich in het schematische stadium. Hij tekent alle voorwerpen heel. Er is geen overlapping van voorwerpen zichtbaar (behalve het gras en de personen). Ook is er een kenmerk van het realistische stadium in zijn werk zichtbaar: de grondlijn trekt naar het midden op. Zo is er een grondvlak ontstaan, dat iets ruimtelijker werken mogelijk maakt.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Hij plaatst voorwerpen voor elkaar, zo maakt hij ruimte mogelijk. Dit is het schematische stadium. Wel is er een grondvlak te tekenen, zonder dat hij dit zelf gedaan heeft. Door middel van die grondlijn, is er wel ruimte mogelijk gemaakt. Dit is wel een kenmerk uit het realistische stadium.
Zie hieronder het lesontwerp dat ik gemaakt heb, waarbij ik de hiervoor beschreven kindertekeningen op het gebied van het creëeren van mensfiguren als uitgangspunt genomen heb.
Beginsituatie
Ik bied een opdracht aan de leerlingen aan op het gebied van een mensfiguur en dan op het gebied van het tekenen van realistische lichaamsverhoudingen (een kenmerk van het realistische stadium). Alle tekeningen die ik op het gebied van het tekenen van een mensfiguur geanalyseerd heb, vertonen namelijk kenmerken van het realistisch stadium. De meeste leerlingen zijn er ook echt al aandachtig mee bezig geweest om een mensfiguur de juiste lichaamsverhoudingen te geven.
Doelstellingen
Technische leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen een figuur getekend die duidelijk vier verhoudingen bevat die kloppen wat betreft de realistische lichaamsverhoudingen van een mensfiguur. Deze verhoudingen hebben de leerlingen ook bij het figuur genoteerd.
Beeldend leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen allemaal het beeldend probleem opgelost, door een oplossing te bedenken en uit te voeren waardoor ze de beschikking krijgen over informatie voor het vormgeven van realistische lichaamsverhoudingen in het platte vlak.
Hierbij schenk ik aandacht aan het volgende leerdoel van SLO voor het primair onderwijs: De leerlingen kunnen vanuit beleving, fantasie en geheugen zich een voorstelling maken van een gegeven en deze zichtbaar maken in het eigen beeldend werk (doel van het SLO voor het primair basisonderwijs).
Evaluatie
Technisch leerdoel
1 punt: Geen lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp.
2 punten: Vier of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp .
3 punten: Acht of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp
Beeldend leerdoel
1 punt: Geen oplossing gevonden op het beeldend probleem.
2 punten: De leerlingen hebben wel een oplossingen gevonden voor het probleem, maar komen er daarna niet uit hoe ze de uitkomsten van deze oplossing dan verwerken in het platte vlak.
3 punten: De leerlingen hebben een oplossing bedacht voor het beeldend probleem. Daarnaast hebben ze door middel van de uitkomsten van deze oplossingen de realistische lichaamsverhoudingen weergegeven in het platte vlak.
Instructiemiddelen
- Brief met vraag aan de klas, gepresenteerd op het digitale bord
- Lege pagina om de leerlingen te laten zien hoe je kunt schetsen
Leermiddelen
- Alle middelen die altijd al in het klaslokaal aanwezig zijn.
- Schrijfmateriaal
- Schrift
- Papier
- Tekenmateriaal
Lesmodel
BVV-model
Aanvullende vakdidactische eisen
In deze les maak ik gebruik van de volgende werkprocessen:
- Cliché doorbreken: Het is van belang om aan te leren hoe je goed kunt observeren en daarnaast juist de realiteit weer los te laten door ontwerpprocessen en experimentele werkprocessen in te zetten.
- Ontwerpproces: Bij dit werkproces staat het probleem centraal. Het ontwerpproces is erop gericht een breed scala aan oplossingen te vinden en deze vervolgens uit te werken in een product.
Het probleem wordt vanuit vele kanten bekeken en pas na een reeks van ideeën komt men tot een uitwerking en lost daarmee het probleem op.
Bij het aanreiken van een probleem, is het van belang de kinderen te stimuleren meerdere ideeën vast te leggen.
Lesopbouw
Betekenis geven (5 minuten)
Ik vertel de leerlingen dat er een brief is gekomen van een kledingfabrikant met een opdracht voor de leerlingen. Ik lees deze brief samen met de leerlingen. Hierin staat beschreven dat alle gegevens uit de computer verdwenen zijn wat betreft de lichaamsverhoudingen van een persoon om kleding te ontwerpen en te laten maken. De kledingfabrikant weet niet hoe hij aan deze gegevens moet komen. Ook staat erin beschreven dat hij nog wel weet dat de verhoudingen voor iedere persoon hetzelfde zijn.
De leerlingen krijgen de opdracht om op een zelf bedachte wijze de lichaamsverhoudingen van een persoon te reconstrueren. Aan de hand hiervan maken ze een schets van een persoon waarin deze gevonden lichaamsverhoudingen terug te vinden zijn.
Vaardigheden voor materiaal en techniek (5 minuten)
Ik laat de leerlingen weten dat je op het materiaal dat gebruikt gaat worden om de persoon op te tekenen niet hard moet doordrukken, dan krijg je het namelijk niet meer uitgegumd. Ook laat het dan krassen in het papier achter. Ook laat ik de leerlingen zien hoe je met behulp van een potlood en tekenpapier efficiënt kunt schetsen. Dit doe ik voor met behulp van het digibord.
Vormgeven met beeldaspecten (30 minuten)
De lichaamsverhoudingen weergeven met de techniek waarmee je schetst, hier de leerlingen op wijzen. De leerlingen gaan aan de slag met de opdracht.
Tekenen van mensfiguren (eigen vaardigheid)
Eerst heb ik een mensfiguur getekend, zonder dat ik me verdiept had in de lichaamsverhoudingen van een mens. Dit is de volgende tekening geworden:
Lichaamsverhoudingen van een mens
Samen met een medestudent hebben we onze lichaamsverhoudingen opgemeten. Deze lichaamsverhoudingen hebben we verwerkt in het volgende schema:
Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
De hand wordt getekend als een verlengde van de arm
Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte
De ogen zitten op de helft van het hoofd
Wanneer de armen wijd zijn, is de afstand tussen de twee verst uit elkaar gelegen vingertoppen even lang als de totale lengte van de mensfiguur
De onderarm is even lang als de voet
Het bovenbeen is even lang als het onderbeen
De duim past tien keer in de arm
De armen komen tot het midden van het bovenbeen
Een mens heeft rechte armen (in plaats van gebogen)
De lengte van de benen is de halve lengte van het lichaam
De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen
Deze verhoudingen zijn zichtbaar in mijn volgende tekening:
Doordat ik vervolgens deze lichaamsverhoudingen verandert heb, is het volgende figuur ontstaan:
Enkele veranderingen in de lichaamsverhoudingen die ik in dit figuur uitgedrukt heb:
Lichaamsverhoudingen van mijzelf
1. De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen.
2. Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte.
3. De duim past tien keer in de arm.
4. Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
Lichaamsverhoudingen van mijn gecreëerde figuur
1. De breedte van de voeten is veel breder dan het onderbeen
2. Het hoofd is in de breedte twee keer zo breed dan in de lengte
3. De duim past veel minder vaak in de arm
4. Het hoofd is één/vierde van het gehele lichaam
Ook ben ik van mening dat het figuur een karakter gekregen heeft. Het karakter vind ik wat onhandig of slungelig. Dit komt door het lange, dunne lichaam en het grote hoofd.
Hieronder zie je acht tekeningen van kinderen uit mijn stageklas. De leerlingen hebben tekeningen gemaakt voor een stagiaire die afscheid ging nemen in mijn stageklas. Deze stagiaire leerde voor onderwijsassistente. Het thema van de opdracht was dan ook afscheid nemen.
Ik gaf de leerlingen de opdracht om één of twee mensen te tekenen, waarbij je ook kon zien in welke ruimte deze mensen zich bevonden. Ik vertelde de leerlingen dat hun tekeningen later overhandigd werden aan deze stagiaire, tijdens het afscheid van haar. De leerlingen hebben hier in hun tekening rekening mee gehouden.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van een mensfiguur:
Danny, jongen, 10 jaar
Twee kenmerken van de mensfiguren waaruit je kunt zeggen dat hij zich op die punten in het realistische stadium bevindt: hij gebruikt realistisch kleurgebruik. Ook heeft hij geen vaste manier in het tekenen van een menselijk lichaam. Hij bevindt zich nog niet geheel in het realistische stadium: de verhoudingen van de mensfiguren komen niet helemaal overeen met de realistische verhoudingen van een mensfiguur, zo is het hoofd veel te groot getekend in vergelijking met de rest van het lichaam.
Nick (jongen, 12 jaar)
Nick bevindt zich in het schematische stadium hierin. Het kind ontwikkelt hierin symbolen voor het weergeven van dingen uit zijn omgeving. Deze symbolen hebben vaak herkenbare kenmerken. Nick tekent het hoofd als een cirkel, met ogen hierin en een mond op dezelfde wijze bij de twee figuren. Aan hoe het lichaam verder getekend is, kun je afleiden om welke personen het gaat (hemzelf en de stagiaire). Wel zijn er kenmerken van het realistische stadium zichtbaar in zijn tekening. Zijn kleurgebruik en lichaamsverhoudingen zijn vrijwel realistisch.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Ook hij tekent zowel in het schematische stadium als in het realistische stadium wat betreft het verbeelden van een mensfiguur. Ook hij tekent net als Nick het hoofd als een cirkel met ogen, een neus en een mond. Wel tekent hij net als Nick realistisch. Zo komen de lichaamsverhoudingen aardig overeen. Ook maakt hij gebruik van realistisch kleurgebruik in het mensfiguur.
Nadine (meisje, 12 jaar)
In haar tekeningen zijn veel kenmerken terug te vinden uit het realistische stadium. Ze maakt gebruik van realistisch kleurgebruik en verhoudingen. Daarnaast is er ook iets psychologisch in haar tekening terug te zien. Kinderen uit de bovenbouw krijgen namelijk behoefte om zich te conformeren aan bijvoorbeeld muzikale helden of jongerenculturen. Dit is in haar tekening zichtbaar, doordat ze een figuur getekend heeft uit de jongerencultuur. Ze heeft mij eens verteld dat ze daar thuis ook deel van uitmaakt. Hieraan conformeert ze zich dus in haar tekeningen.
Vier tekeningen over de ontwikkeling van de ruimte:
Danny, jongen, 10 jaar
In deze tekening is duidelijk een kenmerk van het realistische stadium terug te vinden. Danny tekent namelijk de grondlijn in het midden, waardoor er goed ruimte zichtbaar gemaakt kan worden. Ook hij bevindt zich in het schematische stadium, de wolken tekent hij namelijk op steeds dezelfde manier.
Jeanine (meisje, 10 jaar)
Ze bevindt zich wat betreft het verbeelden van de ruimte in het schematische stadium. Om de ruimte weer te geven, plaatst ze voorwerpen voor elkaar. Ze maakt geen gebruik van doorzichtigheid of omklapping. Ze bevindt zich ook in het realistische stadium, doordat de grondlijn zich in het midden van haar tekening bevindt. Ook al heeft ze deze lijn niet echt getekend.
Nick (jongen, 12 jaar)
Wat betreft het uitbeelden van de ruimte, bevindt hij zich in het schematische stadium. Hij tekent alle voorwerpen heel. Er is geen overlapping van voorwerpen zichtbaar (behalve het gras en de personen). Ook is er een kenmerk van het realistische stadium in zijn werk zichtbaar: de grondlijn trekt naar het midden op. Zo is er een grondvlak ontstaan, dat iets ruimtelijker werken mogelijk maakt.
Bryan (jongen, 12 jaar)
Hij plaatst voorwerpen voor elkaar, zo maakt hij ruimte mogelijk. Dit is het schematische stadium. Wel is er een grondvlak te tekenen, zonder dat hij dit zelf gedaan heeft. Door middel van die grondlijn, is er wel ruimte mogelijk gemaakt. Dit is wel een kenmerk uit het realistische stadium.
Zie hieronder het lesontwerp dat ik gemaakt heb, waarbij ik de hiervoor beschreven kindertekeningen op het gebied van het creëeren van mensfiguren als uitgangspunt genomen heb.
Beginsituatie
Ik bied een opdracht aan de leerlingen aan op het gebied van een mensfiguur en dan op het gebied van het tekenen van realistische lichaamsverhoudingen (een kenmerk van het realistische stadium). Alle tekeningen die ik op het gebied van het tekenen van een mensfiguur geanalyseerd heb, vertonen namelijk kenmerken van het realistisch stadium. De meeste leerlingen zijn er ook echt al aandachtig mee bezig geweest om een mensfiguur de juiste lichaamsverhoudingen te geven.
Doelstellingen
Technische leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen een figuur getekend die duidelijk vier verhoudingen bevat die kloppen wat betreft de realistische lichaamsverhoudingen van een mensfiguur. Deze verhoudingen hebben de leerlingen ook bij het figuur genoteerd.
Beeldend leerdoel:
1. Aan het einde van de les hebben de leerlingen allemaal het beeldend probleem opgelost, door een oplossing te bedenken en uit te voeren waardoor ze de beschikking krijgen over informatie voor het vormgeven van realistische lichaamsverhoudingen in het platte vlak.
Hierbij schenk ik aandacht aan het volgende leerdoel van SLO voor het primair onderwijs: De leerlingen kunnen vanuit beleving, fantasie en geheugen zich een voorstelling maken van een gegeven en deze zichtbaar maken in het eigen beeldend werk (doel van het SLO voor het primair basisonderwijs).
Evaluatie
Technisch leerdoel
1 punt: Geen lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp.
2 punten: Vier of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp .
3 punten: Acht of minder realistische lichaamsverhoudingen toegepast in ontwerp
Beeldend leerdoel
1 punt: Geen oplossing gevonden op het beeldend probleem.
2 punten: De leerlingen hebben wel een oplossingen gevonden voor het probleem, maar komen er daarna niet uit hoe ze de uitkomsten van deze oplossing dan verwerken in het platte vlak.
3 punten: De leerlingen hebben een oplossing bedacht voor het beeldend probleem. Daarnaast hebben ze door middel van de uitkomsten van deze oplossingen de realistische lichaamsverhoudingen weergegeven in het platte vlak.
Instructiemiddelen
- Brief met vraag aan de klas, gepresenteerd op het digitale bord
- Lege pagina om de leerlingen te laten zien hoe je kunt schetsen
Leermiddelen
- Alle middelen die altijd al in het klaslokaal aanwezig zijn.
- Schrijfmateriaal
- Schrift
- Papier
- Tekenmateriaal
Lesmodel
BVV-model
Aanvullende vakdidactische eisen
In deze les maak ik gebruik van de volgende werkprocessen:
- Cliché doorbreken: Het is van belang om aan te leren hoe je goed kunt observeren en daarnaast juist de realiteit weer los te laten door ontwerpprocessen en experimentele werkprocessen in te zetten.
- Ontwerpproces: Bij dit werkproces staat het probleem centraal. Het ontwerpproces is erop gericht een breed scala aan oplossingen te vinden en deze vervolgens uit te werken in een product.
Het probleem wordt vanuit vele kanten bekeken en pas na een reeks van ideeën komt men tot een uitwerking en lost daarmee het probleem op.
Bij het aanreiken van een probleem, is het van belang de kinderen te stimuleren meerdere ideeën vast te leggen.
Lesopbouw
Betekenis geven (5 minuten)
Ik vertel de leerlingen dat er een brief is gekomen van een kledingfabrikant met een opdracht voor de leerlingen. Ik lees deze brief samen met de leerlingen. Hierin staat beschreven dat alle gegevens uit de computer verdwenen zijn wat betreft de lichaamsverhoudingen van een persoon om kleding te ontwerpen en te laten maken. De kledingfabrikant weet niet hoe hij aan deze gegevens moet komen. Ook staat erin beschreven dat hij nog wel weet dat de verhoudingen voor iedere persoon hetzelfde zijn.
De leerlingen krijgen de opdracht om op een zelf bedachte wijze de lichaamsverhoudingen van een persoon te reconstrueren. Aan de hand hiervan maken ze een schets van een persoon waarin deze gevonden lichaamsverhoudingen terug te vinden zijn.
Vaardigheden voor materiaal en techniek (5 minuten)
Ik laat de leerlingen weten dat je op het materiaal dat gebruikt gaat worden om de persoon op te tekenen niet hard moet doordrukken, dan krijg je het namelijk niet meer uitgegumd. Ook laat het dan krassen in het papier achter. Ook laat ik de leerlingen zien hoe je met behulp van een potlood en tekenpapier efficiënt kunt schetsen. Dit doe ik voor met behulp van het digibord.
Vormgeven met beeldaspecten (30 minuten)
De lichaamsverhoudingen weergeven met de techniek waarmee je schetst, hier de leerlingen op wijzen. De leerlingen gaan aan de slag met de opdracht.
Tekenen van mensfiguren (eigen vaardigheid)
Eerst heb ik een mensfiguur getekend, zonder dat ik me verdiept had in de lichaamsverhoudingen van een mens. Dit is de volgende tekening geworden:
Lichaamsverhoudingen van een mens
Samen met een medestudent hebben we onze lichaamsverhoudingen opgemeten. Deze lichaamsverhoudingen hebben we verwerkt in het volgende schema:
Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
De hand wordt getekend als een verlengde van de arm
Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte
De ogen zitten op de helft van het hoofd
Wanneer de armen wijd zijn, is de afstand tussen de twee verst uit elkaar gelegen vingertoppen even lang als de totale lengte van de mensfiguur
De onderarm is even lang als de voet
Het bovenbeen is even lang als het onderbeen
De duim past tien keer in de arm
De armen komen tot het midden van het bovenbeen
Een mens heeft rechte armen (in plaats van gebogen)
De lengte van de benen is de halve lengte van het lichaam
De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen
Deze verhoudingen zijn zichtbaar in mijn volgende tekening:
Doordat ik vervolgens deze lichaamsverhoudingen verandert heb, is het volgende figuur ontstaan:
Enkele veranderingen in de lichaamsverhoudingen die ik in dit figuur uitgedrukt heb:
Lichaamsverhoudingen van mijzelf
1. De voeten hebben dezelfde breedte als het onderbeen.
2. Het hoofd is in de lengte twee keer zo breed dan in de breedte.
3. De duim past tien keer in de arm.
4. Het hoofd is één/zevende van het gehele lichaam
Lichaamsverhoudingen van mijn gecreëerde figuur
1. De breedte van de voeten is veel breder dan het onderbeen
2. Het hoofd is in de breedte twee keer zo breed dan in de lengte
3. De duim past veel minder vaak in de arm
4. Het hoofd is één/vierde van het gehele lichaam
Ook ben ik van mening dat het figuur een karakter gekregen heeft. Het karakter vind ik wat onhandig of slungelig. Dit komt door het lange, dunne lichaam en het grote hoofd.
Abonneren op:
Posts (Atom)